Spoorlijn Nijmegen - Arnhem: verschil tussen versies

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen
Regel 40: Regel 40:
  
 
* In 1939 wordt begonnen met het elektrificeren van de spoorlijn. Tegelijkertijd wordt de vormgeving van het emplacement van Elst aangepast. De spoorlijn is vanaf 2 april 1940 elektrisch te berijden.
 
* In 1939 wordt begonnen met het elektrificeren van de spoorlijn. Tegelijkertijd wordt de vormgeving van het emplacement van Elst aangepast. De spoorlijn is vanaf 2 april 1940 elektrisch te berijden.
 +
 +
 +
* Tussen 25 juli 2010 en 23 augustus 2010 zijn er omvangrijke werkzaamheden aan de westzijde van het station Arnhem. Het station is vanuit de richting Nijmegen en Ede niet bereikbaar. In deze periode wordt een dive-under ter hoogte van het opstelterrein Arnhem Berg aangelegd, zodat treinen uit Nijmegen kruisingsvrij het station van Arnhem binnen kunnen rijden ten opzichte van de treinen van en naar Ede. Daarnaast is de gehele wisselstraat aan deze situatie aangepast.
  
  

Versie van 6 dec 2020 21:29

De spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen werd relatief gezien pas laat aangelegd. Dit werd veroorzaakt doordat er twee bruggen nodig zijn over de rivieren de Nederrijn en de Waal. De spoorlijn heeft een lengte van 17 kilometer.

Geschiedenis

Met de aanleg van de eerste spoorlijnen in Nederland, worden er plannen gemaakt voor de aanleg van een spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen. Vanwege de hoge kosten voor de bouw van bruggen over de rivieren Nederrijn en Waal werd de aanleg van de spoorlijn regelmatig uitgesteld. Nadat Arnhem in 1845 al op het spoor is aangesloten door de Rhijnspoorlijn, wordt in 1846 een concessie verleend voor de aanleg van een spoorlijn vanuit Arnhem via Nijmegen naar Veghel. In 1849 wordt deze concessie echter ongebruikt teruggegeven. In 1857 wordt door een sociëteit een aanvraag ingediend voor een spoorlijn van Marseille naar Hamburg, welke in Nederland langs onder andere Nijmegen en Arnhem moet lopen. Ook deze aanvraag werd niet uitgevoerd. Tussen 1860 en 1870 wordt door de heer Bredius uit Dordrecht geprobeerd een concessie te krijgen voor de aanleg van een spoorlijn vanuit Dordrecht naar Nijmegen en naar Arnhem. Ook deze aanvraag leidt niet tot de aanleg van de spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen. De spoorlijn tussen Dordrecht en Nijmegen zal halverwege de jaren 70 van de 19e eeuw worden aangelegd. Een aangevraagde concessie van de heren Bredius, Sijpestein en Reesema voor een spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen wordt in 1871 door de Tweede Kamer goedgekeurd, maar door de Eerste Kamer wordt deze concessie niet verleend.

De Nederlandse Staat begon echter te onderkennen dat de ontwikkeling van de aanleg van spoorlijnen in het land achter begon te lopen ten opzichte van de omringende landen. In 1857 wordt een spoorwegplan gepresenteerd. De Nederlandse regering besluit om dringend gewenste spoorlijnen aan te leggen, om zo tot een samenhangend spoorwegnet te komen. Hierbij was ook een spoorlijn opgenomen tussen Arnhem en Nijmegen. Staatsaanleg was op dat moment echter nog uit den boze. De Tweede Kamer verwierp echter in 1859 het wetsontwerp voor de aanleg van de spoorlijnen. De plannen om de Noorderspoorweg en de spoorlijnen ten zuiden van de grote rivieren aan te leggen, vonden ook geen doorgang. Deze plannen werden door de Eerste Kamer verworpen in februari 1860. Na de val van het kabinet Rochussen komt het gematigde kabinet Van Hall - Van Heemstra aan de macht. Een nieuw wetsontwerp van minister van Financiën F.A. van Hall voor de aanleg van spoorlijnen op staatskosten werd ingediend. Deze wet is aangenomen op 18 augustus 1860 door de Eerste Kamer van de Staat der Nederlanden, ondanks de tegenstand de liberalen onder leiding van J.R. Thorbecke. Er zullen door de staat met deze wet 10 spoorlijnen worden aangelegd. Deze 10 spoorlijnen zijn samen goed voor ruim 800 kilometer aan nieuw spoor. Met de aanleg van de spoorlijnen ontstaat een uitgebreid netwerk tussen bijna alle grote Nederlandse steden. Na de aanleg van deze 10 spoorlijnen zijn er nog een aantal steden niet aangesloten op het spoorwegnetwerk, zoals Nijmegen. Tijdens de aanleg wordt door de ingenieurs van de Staatsspoorwegen opgemerkt dat er in het oosten van het land geen verbinding is tussen het noorden en zuiden. De spoorwegmaatschappij SS had ook geen aaneengesloten netwerk. In het midden van Nederland waren reeds als door de NCS en NRS al spoorwegen aangelegd. Zo wordt in 1873 besloten om het netwerk van staatsspoorlijnen met nog eens 10 spoorlijnen uit te breiden, waaronder de spoorlijn tussen Arnhem en Nijmegen.


Planning

Aanleg

Op 18 oktober 1877 wordt de aanleg van een aarden baan tussen Arnhem en Ressen aanbesteed voor een bedrag van fl. 110.000. Deze aarden baan heeft een lengte van 7.340 meter. In deze baan moeten 26 duikers of ijzeren buizen voor bestaande waterlopen worden geplaatst. Op 22 november 1877 wordt de bouw van het stationsgebouw, retirade, wachterswoningen en een goederenloods in Elst aanbesteedt. Op 22 januari 1877 wordt het aanvoeren en plaatsen van ballast, dwarsliggers en rails (5.650 meter) aanbesteedt, evenals 22 wissels en een waterpomp voor Elst. Daarnaast moeten er afrasteringen en bestratingen in Elst en Ressen worden aangelegd. De aanbesteding heeft een waarde van fl. 45.000.

De aanleg van de spoorlijn begint in 1877


Beveiliging

In 19 wordt de spoorlijn voorzien van de beveiliging volgens blokstelsel III. Er komen diverse blokposten langs de baan te staan. Bij kilometerpunt 7,8 komt een blokpost Arnhemsche Straatweg (Ahst), welke op 6 juni 1910 in gebruik werd genomen.

In 1954 wordt het automatisch blokstelsel met lichtseinen in gebruik genomen tussen Arnhem en de Blokpost Arnhemsche Straat bij Elst. Vanaf Elst tot aan Nijmegen blijft blokstelsel III in gebruik. In 1980 wordt de beveiliging van het baanvak geautomatiseerd. Hiermee komt het blokstelsel III tussen Elst en Nijmegen te vervallen. De bediening vindt plaats van de Centrale Verkeersleidingpost in Arnhem. De klassieke seinarmen worden vervangen door daglichtseinen van het stelstel 1955. Hiermee kwamen de drie seinhuizen in Elst komen te vervallen, evenals de nog aanwezige blokposten. Blokpost Ahst bleef bewaard en is via diverse omzwervingen in het Spoorwegmuseum in Utrecht terecht gekomen. Op 2 september 2017 vond de opening plaats van deze blokpost in het museum.


Bruggen

De spoorlijn kent twee grote bruggen. Deze zijn gelegen over de Waal in Nijmegen en over de Nederrijn nabij Oosterbeek. In de Tweede Wereldoorlog zijn deze bruggen meerdere malen onderwerp van beschietingen geweest. De bruggen werden steeds weer hersteld.


Opening & ingebruikname

Op 15 juni 1879 wordt het baanvak geopend.


Wijzigingen

  • In 1939 wordt begonnen met het elektrificeren van de spoorlijn. Tegelijkertijd wordt de vormgeving van het emplacement van Elst aangepast. De spoorlijn is vanaf 2 april 1940 elektrisch te berijden.


  • Tussen 25 juli 2010 en 23 augustus 2010 zijn er omvangrijke werkzaamheden aan de westzijde van het station Arnhem. Het station is vanuit de richting Nijmegen en Ede niet bereikbaar. In deze periode wordt een dive-under ter hoogte van het opstelterrein Arnhem Berg aangelegd, zodat treinen uit Nijmegen kruisingsvrij het station van Arnhem binnen kunnen rijden ten opzichte van de treinen van en naar Ede. Daarnaast is de gehele wisselstraat aan deze situatie aangepast.


Stations

Tussen 194 en 2001 zijn er slechts drie bediende stations, Arnhem, Elst en Nijmegen.


Aansluitingen

Dienstregeling

Ongevallen

  • Op 13 oktober 1954 zijn de DE3 162 + DE3 165 betrokken bij een aanrijding te Elst. De treinstellen zijn onderweg als trein 3212 van Enschede naar Roermond. Ter hoogte van Elst botsen de treinstellen op trein 516 van Nijmegen naar Amsterdam Centraal. Trein 516 wordt gereden door de elektrische treinstellen Materieel’46 ElD2 276 + ElD4 661 + ElD4 705. Volgens dienstregeling zou trein 516 moeten stoppen en trein 3212 zou Elst voorbij rijden. Voordat de treinen bij Elst zijn, wordt door een onderploegbaas van Weg & Werken een rijweg aangevraagd om een lorrie over te brengen van de conservenfabriek Taminiau naar de los- en laadplaats. Bij het terugleggen van wissel 111B, breekt op het moment dat de wisseltong bijna over de nok is gekomen, de trekdraad tussen dit wissel en het bedieningstoestel. De wisseltong valt terug en de seinhuiswachter heeft niets in de gaten. De wisseltong ligt echter wel in de eindstand, maar niet de gewenste eindstand. Voor de seinhuiswachter is het mogelijk om de vergrendeling aan te brengen en de seinhuiswachter geeft de rijweg vrij voor trein 516. Na het passeren van het inrijsein E4 rijdt trein 516 via wissel 111B het wissel 110A open en komt terecht op spoor II en in plaats van het gewenste spoor IV. De machinist ziet dat hij op het verkeerde spoor komt en ziet trein 3212 naderen. Hij zet een remming in en ontsteekt het gevarensein om de machinist van trein 3212 te waarschuwen en verlaat de cabine. De machinist van trein 3212 ziet trein 516 naderen op spoor II en zet ook een volremming in. Hij verlaat zijn cabine en loopt naar achteren om de reizigers te waarschuwen voor de naderende aanrijding. De reizigers reageren niet of nauwelijks en blijven zitten. Ter hoogte van kilometerpunt 9.4 botst de DE-III 162 frontaal op de ElD2 276. De ElD2 276 boort zich tot ongeveer de helft in het Bk rijtuig van de DE-III 162. Dit rijtuig wordt voor het grootste deel verwoest. Bij het ongeval vallen zes doden en vijftien gewonden. De trekdraad brak als gevolg van een te hoog zoutgehalte in de grond, waardoor de trekdraad kon corroderen.


Bronnen

De ontwikkeling van station Elst - R. Liebrand - Maandblad: Op de Rails, 88e Jaargang - 2020 Blz: 122-129 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321