Rotterdam Maas

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Rotterdam Maas was een van de stations van Rotterdam. Het station was het eindpunt voor de treinen uit de richting Gouda. In 1953 is het gesloten. De verkorting was Rtm.

Geschiedenis

Door de NRS (Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij) zijn er in het oorspronkelijke plan, twee stations bedacht in Rotterdam. Het ene station zou in de buurt komen van het al bestaande station Rotterdam Delftsche Poort, het andere station zou in de buurt van de Maas komen. In 1845 is al geld beschikbaar gesteld voor de aanleg van een station 'achter het Haringvliet'. Dit is een stuk land tussen het Haringvliet en Boerengat en Nieuwe Maas, ten oosten van het Oude Hoofd. Ten zuiden van de Rijkswerf is een zeedijk benodigd. Het zou uiteindelijk 2 jaar duren voor er een goede locatie gevonden was. Zo zijn er bezwaren van omwonenden en Kamer van Koophandel die vrezen voor druk verkeer door de straten. In juni 1847 wordt een ontwerpovereenkomst getekend tussen de gemeente Rotterdam en de spoorwegmaatschappij om het station aan te leggen op de gewenste plaats van de spoorwegmaatschappij. In juli 1847 wordt de overeenkomst bekrachtigd door de gemeente Rotterdam. Door de NRS wordt 32.000 gulden betaald aan de gemeente om de grond te kopen. Na dat de grond is aangekocht, wordt nog niet begonnen met de aanleg van een station of de spoorlijn naar Utrecht. Als op 18 juli 1851 een verdrag wordt gesloten tussen de Nederlandse regering en Pruisen over de doortrekking van de Rhijnspoorlijn naar Duitsland en de daarbij behorende versmalling van de spoorlijn van een spoorwijdte van 1,945 meter naar 1,435 meter is duidelijk welke spoorwijdte de spoorlijn naar Rotterdam zal gaan krijgen. In november 1851 wordt de minister van Binnenlandse Zaken, J.R. Thorbecke, gemaand door zowel de gemeenteraad als de Kamer van Koophandel om druk te houden op de NRS om de aanleg van de spoorlijn zo snel als mogelijk aan te vangen. Het verdrag met Pruisen wordt pas op 14 april 1852 geratificeerd, waarmee begonnen kan worden met de aanleg van de spoorlijn. Daarnaast was er extra grond beschikbaar voor de aanleg van een entrepot door de verhuizing van de Rijkswerf naar Hellevoetsluis. Een entrepot was door Pruisen verplicht gesteld. In 1854 wordt begonnen met de bouw van een voorlopig station op de plaats die 7 jaar eerder was overeengekomen. Daarnaast wordt 5.000 gulden betaald voor de aankoop van een deel van de voormalige marinewerf. Er worden kostenberekeningen gemaakt voor de bouw van een aanlegkade, overdracht van het Stadstimmerhuis en het uitdiepen van het Boerengat. Op 20 juli 1855 wordt het voorlopige, houten station in gebruik genomen. Op 25 augustus 1855 ontvangt minister Jhr.Mr. G.C.J. van Reenen van Binnenlandse Zaken een brief van het college van B & W van Rotterdam om een besluit te nemen over de definitieve plaats van het nieuwe station. Medio september 1855 ontvangt het college van B & W van minister Dr. A. Vrolik van Financiën het bericht dat alle stukken over de vestiging van een Rijksentrepot bij het voorlopige stationsgebouw zijn goedgekeurd. Hiermee kan begonnen worden met de bouw van het daadwerkelijke station. Dit station is 250 meter ten oosten gelegen ten opzicht van de daadwerkelijk locatie die in 1847 werd uitgezocht. Omdat het Rijksentrepot vlak bij dit tijdelijk station gebouwd zou gaan worden, was het niet logisch om het definitieve station op de oorspronkelijke plaats te bouwen. De gemeente en de NRS besluiten om de terreinen waar het tijdelijke station staat definitief te maken en er werd niet meer op de minister gewacht. Op 27 maart 1856 wordt de ontwerpovereenkomst in de gemeenteraad goedgekeurd. In deze overeenkomst is de overdracht van gronden en andere zaken geregeld. Door de NRS worden de gronden rondom de Oude Hoofdpoort en Oude Hoofd aan de gemeente verkocht, terwijl de NRS de gronden rondom het Stadstimmerhuis verkrijgt. Daarnaast wordt er een kade ingericht door de NRS, waar twee schepen aan kunnen leggen. Tussen de kade en het entrepot zullen twee sporen worden aangelegd. Het entrepot wordt tevens aangesloten om het emplacement van het station. Het water tussen het Oude Hoofd en het tijdelijke station is gedempt, zodat hierop de Oosterkade kan worden aangelegd. Op 10 juni 1858 brandde het tijdelijke station af. Op 1 december 1858 wordt het vervangende station in gebruik genomen. Dit gebouw is ontworpen door J. Enschedé.

In december 1869 wordt de gemeenteraad gewezen op de slechte staat van het tijdelijke gebouw uit 1858. Het college van Burgemeester & Wethouders moet er op aandringen bij de Raad van Toezicht van de NRS om het station te verbeteren. Eerdere plannen voor een groot station met hotel zijn op niets uitgelopen. Op 2 januari 1873 laat de NRS aan het college van B & W weten een eenvoudig stationsgebouw te bouwen. Op 27 maart 1875 stuurt de NRS tekeningen van een stationsgebouw naar de gemeente. De tekeningen zijn gemaakt door architect A.W. van Erkel. Hij ontwerpt een station met overkapping. Op 1875 is de aanbesteding voor de bouw uitgeschreven, welke gewonnen werd door aannemer uit . De ondergrond is niet geschikt voor een fundering met palen. Het gebouw bestaat uit een houten raamwerk met stenen bemetseling. Er is een verdieping. Daarnaast bevat het station de woningen van de restaurateur en de stationschef. Deze zijn gelegen aan de weerszijden van de vleugel. De 3 sporen worden overdekt met een overkapping van ijzer, bekleed met hout. Het stationsgebouw wordt op 1876 in gebruik genomen.

De indeling is als volgt: Aan de zijde van de Oosterkade is ruimte voor een postkantoor, met daar aan grenzend een kantoor voor conducteurs. Aan de buitenzijde is een overkapping gebouwd, welke overeenkomt met de overkapping van de sporen. Daarachter is de wachtkamer 3e klasse. Aan de zijde van het trottoir is een ingang naar deze wachtkamer onder een overdekte galerij. Inpandig is er een buffet tegen de wachtkamer derde klasse. Het buffet is ingeklemd door de eetkamer aan de spoorzijde, terwijl aan de zijde van het trottoir een badkamer en toiletkamer is. Grenzend aan de eetkamer en een buffet is de restauratiezaal voor de eerste en tweede klasse. In het midden van het gebouw is de vestibule, grenzend aan de restauratiezaal. In de vestibule is het bureau voor de kaarten en telegraaf. Vanuit de vestibule is de wachtkamer voor de eerste en tweede klasse te bereiken. Via deze wachtkamer is de damessalon aan de spoorzijde te bereiken. Aan de zijde van het trottoir is de kamer van de directie. Vanuit de directiekamer is een kleine vestibule te bereiken. Vanuit deze vestibule is een kabinet bereikbaar. Een tweede kabinet is bereikbaar via de dames salon. Aan de spoorzijde is het bureau van de stationschef te vinden en een garderobe. Tegenover het bureau van de stationschef is een bureau voor de agent te bereiken. Aan het einde van het gebouw kunnen bestelgoederen worden afgegeven en opgehaald.

In 1893 wordt het Rijksentrepot opgeheven en de overslag van goederen verminderd aanzienlijk. In 1899 wordt de HIJSM belast met het beheer van het station.

Op 10 januari 1938 is het baanvak van Moordrecht naar Rotterdam Maas en de Ceintuurbaan naar Rotterdam Delftsche Poort voorzien van bovenleiding. Op 4 april 1938 komt de eerste compositie van drie rijtuigen Materieel'24 aan te Rotterdam Maas.

Het station is op 12 mei 1940 al betrokken bij beschietingen tussen Nederlandse en Duitse troepen. Op 14 mei 1940 wordt het station zwaar beschadigd tijdens het bombardement van de Duitsers op Rotterdam. Ook de treinstellen DE3 25 en ElD3 619 raken hierbij zwaar beschadigd. Het station wordt provisorisch hersteld. Een houten gebouw doet dienst als plaatskaartenkantoor. Langs het perron is een rijtuig geplaatst als wachtkamer. In augustus 1940 kunnen de treinen al weer elektrisch rijden naar het station. In de jaren daarop wordt het station hersteld. In de avond van 3 oktober 1953 vertrekt de laatste trein uit het station en op 4 oktober 1953 is het station gesloten. Het treinverkeer rijdt vanaf dat moment vanaf Nieuwerkerk over de verlegde spoorlijn naar Rotterdam Noord. De spoorlijn en het station werden volledig opgeruimd in de daaropvolgende jaren. Op de plaats van het spoor werd de Maasboulevard aangelegd. Op de plaats van het station is aan het eind van de jaren '80 het zwembad Tropicana gebouwd.


Voor de beveiliging beschikte het station over in totaal seinhuizen.

  • Post T

Post T staat op

  • Post A

Post A is gelegen aan de

  • Post B

Post B is gelegen nabij het depot.



Locomotievendepot

Station Rotterdam Maas kende een locomotievenloods. Deze wordt in 1858 geopend.


In wordt de locomotievenloods gesloopt.

Mutaties


Op 30 mei 1930 arriveert de 1912 vanuit het depot in Rotterdam Maas.


Locomotief omlopen


In de zomerdienst van 1927 zijn in omloopgroep zes diensten opgenomen voor de serie 6000. Zij rijden voornamelijk treinen naar Gouda, Utrecht en Den Haag. Een enkele goederentrein staat ook op het programma.

Op 2 oktober 1938 worden geen diensten meer gesteld van uit het locomotievendepot en wordt het depot opgeheven. Er zijn tot dat moment nog slechts diensten gesteld vanuit het depot.

In het depot zijn tussen 1876 en 1938 de volgende series stoomlocomotieven in het depot gehuisvest:

  • 1300;
  • 1700;
  • 1900;
  • 6000;
  • 8100


Spoorlijnen

Het station was gelegen aan de Spoorlijn Utrecht - Rotterdam ter hoogte van kilometerpunt 52,3.


Dienstregeling

Vanaf 7 april 1938 rijden er elektrische treinen van Rotterdam Maas naar .


Bronnen, Referenties en/of Voetnoten

  • De 1200'en van "De Staat", Een succesvolle tenderloc - H. Kaas - Maandblad: Railmagazine, 19e Jaargang - februari/maart 1997 nummer 142 Blz: 20-25 Uitgave: Uquilair ISSN: 0926-3489
  • Stoom bij NS in de jaren dertig | Nederlandse stoomlocomotieven door Britse fotografen geportretteerd - H. van Poll - Uitgave: WBOOKS, 2021 ISBN: 978 94 625 8437 2
  • Rotterdam Maas - J. van Barneveld - Maandblad: Op de Rails, 91e Jaargang - 10-2023 Blz: 488-495 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321