Nummersysteem van Nederlandse Spoorwegen: verschil tussen versies
(Nummerschema in 1936 en 1950.) |
(Nummering dieselmaterieel.) |
||
Regel 209: | Regel 209: | ||
== Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1950 – heden == | == Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1950 – heden == | ||
− | In 1950 kwam een nieuwe indeling tot stand die nog deels nog steeds op het nummersysteem van 1921 gebaseerd is. De nieuwe nummering is noodzakelijk omdat na de Tweede Wereldoorlog vele samenstellingen van het materieel zijn gewisseld en daarbij gaten zijn ontstaan in de bestaande nummering van het materieel. Kenmerkend voor deze operatie is dat er zo min mogelijk vernummerd moest worden en dat de vernummeringen in een zo kort als mogelijk tijdsbestek wordt uitgevoerd. Op 5 en 15 augustus 1950 wordt de schilderopdracht omschreven, welke op 5 september nader wordt toegelicht met de chef van de [[Hoofdwerkplaats Haarlem|Haarlemse werkplaats]]. Na deze toelichting wordt het schema verder uitgewerkt door de NS, omdat het wenselijk was om de vernummering centraal te organiseren. Op 11 september 1950 wordt vast gelegd dat in overleg met de Haarlemse werkplaats alle rijtuigbakken die in onderhoud zijn in de [[Revisieloods Amsterdam Zaanstraat]], [[Lijnwerkplaats Leidschendam|Leidschendam]], [[Onderhoudsbedrijf Maastricht|Maastricht]] en [[Lijnwerkplaats Utrecht|Utrecht]] alsmede de rijtuigbakken die nog niet hersteld zijn, vernummerd moeten worden. Om de tijd van de vernummering zo kort als mogelijk te houden, wordt er voor gekozen om het materieel door twee schilders te vernummeren die het land rond reizen in plaats van af te wachten wanneer het materieel een werkplaats binnenkomt. Besloten wordt om op 18 september 1950 te beginnen met het vernummeren. Het materieel wordt op de grotere stations voorzien van de nieuwe nummers. | + | In 1950 kwam een nieuwe indeling tot stand die nog deels nog steeds op het nummersysteem van 1921 gebaseerd is. De nieuwe nummering is noodzakelijk omdat na de Tweede Wereldoorlog vele samenstellingen van het materieel zijn gewisseld en daarbij gaten zijn ontstaan in de bestaande nummering van het materieel. Kenmerkend voor deze operatie is dat er zo min mogelijk vernummerd moest worden en dat de vernummeringen in een zo kort als mogelijk tijdsbestek wordt uitgevoerd. Op 5 en 15 augustus 1950 wordt de schilderopdracht omschreven, welke op 5 september nader wordt toegelicht met de chef van de [[Hoofdwerkplaats Haarlem|Haarlemse werkplaats]]. Na deze toelichting wordt het schema verder uitgewerkt door de NS, omdat het wenselijk was om de vernummering centraal te organiseren. Op 11 september 1950 wordt vast gelegd dat in overleg met de Haarlemse werkplaats alle rijtuigbakken die in onderhoud zijn in de [[Revisieloods Amsterdam Zaanstraat]], [[Lijnwerkplaats Leidschendam|Leidschendam]], [[Onderhoudsbedrijf Maastricht|Maastricht]] en [[Lijnwerkplaats Utrecht|Utrecht]] alsmede de rijtuigbakken die nog niet hersteld zijn, vernummerd moeten worden. Om de tijd van de vernummering zo kort als mogelijk te houden, wordt er voor gekozen om het materieel door twee schilders te vernummeren die het land rond reizen in plaats van af te wachten wanneer het materieel een werkplaats binnenkomt. Besloten wordt om op 18 september 1950 te beginnen met het vernummeren. Het materieel wordt op de grotere stations voorzien van de nieuwe nummers. |
{| class="wikitable" style="width:800px;" | {| class="wikitable" style="width:800px;" | ||
Regel 245: | Regel 245: | ||
|- | |- | ||
|} | |} | ||
+ | |||
+ | In augustus 1951 is een voorlopige nummering van het dieselmaterieel vast gesteld, in verband met de aanschaf van [[DE - Treinstellen DE (Blauwe Engel)|nieuw materieel]]. Uitgangspunten hierbij was dat de nummering onder de 200 bleef, de laagste nummers waren gereserveerd voor het materieel met het minst aantal rijtuigbakken, de hoogste voor het materieel met het meeste aantal rijtuigbakken. Er moest ruimte zijn voor uitbreiding van de bestelling DE1 en DE2 materieel en er moesten zo min mogelijk nummerplaten komen te vervallen. Wanneer er meer DE-materieel besteld zou worden, zouden de treinstellen DE2 qua nummering opschuiven. In eerste instantie zouden de nummerplaten van de treinstellen [[Mat'40 - Treinstellen Materieel 1940 (DE-V)|DE5]] gebruikt worden voor het nieuwe materieel. Het oude materieel zou nummers krijgen die het dichtst bij nummer 200 lag en daar vandaan werd omlaag geteld. Uitbreiding van dit materieel was niet meer te verwachten. Op deze manier ontstaat er ruimte om andere series uit te breiden. In februari 1953 wordt opdracht gegeven om 10 motorrijtuigen DE1 en 16 treinstellen DE2 te bestellen. Hiermee schuift de oorspronkelijke nummering met 10 op, met uitzondering van de treinstellen DE5 die opgebouwd waren uit oorspronkelijke dieselrijtuigen en verbouwde elektrische rijtuigen. Deze schoven met 5 op om zo onder de 200 te blijven. De ruimte tussen 106 en 141 kon worden gebruikt voor nieuw materieel, wat met de aanschaf van [[U - Treinstellen Plan U|Plan U]] ook werd gedaan. | ||
+ | |||
+ | De onderverdeling was aanvankelijk als volgt bedacht: | ||
+ | |||
+ | {| class="wikitable" style="width:350px; background-color:lightskyblue" | ||
+ | |+ Nummerserie dieseltreinstellen | ||
+ | ! colspan="2" | Nummering | ||
+ | |- | ||
+ | ! style="width:40%;" | Nieuwe nummers | ||
+ | ! style="width:60%;" | Oude nummers | ||
+ | |- | ||
+ | ! 11 - 14 | ||
+ | | omBC 2901 - 2908 | ||
+ | |- | ||
+ | ! 21 - 40 | ||
+ | | Motorrijtuigen DE1 | ||
+ | |- | ||
+ | ! 51 - 90 | ||
+ | | Treinstellen DE2 | ||
+ | |- | ||
+ | ! 131 - 160 | ||
+ | | DE3 11 - 40 | ||
+ | |- | ||
+ | ! 171 - 185, 191, 192 | ||
+ | | DE5 51 - 68 | ||
+ | |- | ||
+ | |} | ||
+ | |||
Versie van 23 mrt 2020 23:45
Het nummersysteem van 1921
Met de komst van de dieseltreinstellen in 1934 was het gebruikte nummersysteem hier niet op voorbereid. De bestaande nummerreeksen hielden geen rekening met het begrip treinstel. Ook het nummeren in van de afzonderlijke rijtuigen bleek niet mogelijk, omdat er geen nummerseries waren voor motorrijtuigen en aanhangrijtuigen in de categorie dieselmaterieel. Zodoende moest er nagedacht worden over nieuwe nummerseries voor treinstellen. Er wordt besloten om alle motorrijtuigen en aanhangrijtuigen behorend tot een treinstel het zelfde nummer te geven. Omdat de driedelige dieseltreinstellen de eerste treinstellen van de NS waren, werd besloten om ze vanaf 1 te nummeren. Om de rijtuigen te onderscheiden naar hun functie, werden er letters toegevoegd. De letters verwijzen naar de klasse van het betreffende rijtuig en naar de eventuele aanwezigheid van een bagageafdeling. Al vrij snel bleek het treinstelnummer voor verwarring te zorgen met de klasse-aanduiding. In april 1934 is besloten om de treinstellen 1 - 10 te vernummeren naar 41 - 50. Bij de komst van de eerste elektrische treinstellen in 1935 werd het bestaande nummerschema van motorrijtuigen en aanhangrijtuigen gevolgd. In oktober 1936 wordt opdracht gegeven om de treinstellen te nummeren in de serie 201 - 208.
Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1921 – 1950
Serie | Categorie |
---|---|
1 – 500 | trammaterieel |
501 – 1000 | lokaal spoormaterieel met maximumsnelheid tot 60 km/h mag lopen |
1001 – 2000 | lokaalspoormaterieel dat in treinen met meer dan 60 km/h mag lopen |
2001 – 2500 | 2-assig materieel zonder closet |
2501 – 3000 | 2-assig materieel met closet |
3001 – 3500 | 3-assig materieel zonder closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen |
3501 – 4000 | 3-assig materieel met closet met beperkt gebruik waarin meerdere voertuigen op draaistellen lopen |
4001 – 5000 | overig 3-assig materieel |
5001 – 6000 | 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuigen en bagagewagens zonder closets |
6001 – 7000 | 4-assige coupé-rijtuigen, postrijtuige60em;n en bagagewagens met closets |
7001 – 8000 | 4-assig materieel voor D-treinen mei overgangsbruggen en vouwbalgen |
8001 – 9000 | elektrisch materieel (aanhangrijtuigen) |
9001 – 10000 | elektrisch materieel (motorrijtuigen) |
gesloten goederenwagens | |
---|---|
Serie | Categorie |
1 – 26000 | gesloten goederenwagens 10, 15, 175 en 20 tons wagens voor groente 15 en 175 tons |
26001 – 27000 | koel- en vleeswagens |
open goederenwagens | |
35000 – 70000 | open goederenwagens 10, 15, 175, 20, 215 en 30 tons |
overige goederenwagens | |
70001 – 78000 | veewagens |
78001 – 80000 | (luxe) paardenwagens |
80001 – 85000 | zandwagens 10, 15, en 20 tons |
85001 – 90000 | plattewagens (rongenwagens) 10, 15, 20, 30 en 35 tons |
90001 – 95000 | houtwagens (schamelwagens) dwarsliggerswagens marmer-, rijtuig- en containerswagens |
95001 – 97000 | hekkenwagens enz. |
97001 – 100000 | ketel- en beerwagens |
dienstmaterieel | |
155001 – 155200 | gaswagens |
157001 – 157100 | ongevallenwagens |
157801 – 157900 | montage- en hulpmontagewagens |
158001 – 158300 | waterwagens |
163001 – 163100 | wielenwagens (voor rijtuigen en wagenwielassen) |
163101 – 163200 | wielenwagens (voor loc- en tenderwielassen) |
174101 – 174200 | railswagens |
174501 – 175000 | dwarsliggerswagens |
175201 – 175300 | creosootwagens |
176001 – 176100 | gewichtswagens |
179001 – 179100 | zelflossers |
184001 – 184100 | stoompontwagens |
Personen materieel: (Rijtuigen, postbagagewagens, bagagewagens) | |
---|---|
Serie | Categorie |
1 – 100 | Smalspoor materieel. |
101 – 200 | Oud S.S.-materieel: Den Haag – Scheveningen |
201 – 300 | Materieel op de lijnen: Nunspeet – Zwolle/Kampen en Gouda – Schoonhoven |
301 – 400 | Oud H.S.-materieel op de lijnen: Den Haag – Scheveningen Egmond – Alkmaar – Bergen Kwadijk – Volendam |
401 – 500 | Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen |
Goederenmaterieel: | |
1 – 1000 | Smalspoor materieel. |
1001 – 2000 | Oud S.S.-materieel: Den Haag – Scheveningen |
2001 – 3000 | Materieel op de lijnen: Nunspeet – Zwolle/Kampen en Gouda – Schoonhoven |
3001 – 4000 | Oud H.S.-materieel op de lijnen: Den Haag – Scheveningen Egmond – Alkmaar – Bergen Kwadijk – Volendam |
4001 – 5000 | Nieuw-breed-materieel als in gebruik op de lijn Ede – Wageningen |
In 1936 komt er een nieuw nummersysteem voor de treinstellen, waarbij een indeling van honderdtallen werd gehanteerd. Materieel dat qua inrichting en techniek van elkaar afweek, begon met een nieuw tiental. Met de aflevering van de treinstellen van het type Materieel'40 werd het systeem verfijnd. Hierbij werd gekozen om de tweedelige treinstellen Materieel'36 tijdens hun verlenging niet te vernummeren naar de serie 600, maar in de serie 400. De verlengde driedelige treinstellen behouden hun nummers in de serie 600. Dit nummersysteem hield geen rekening met het wisselen van rijtuigbakken qua samenstelling in een treinstel. Dit omdat het wisselen van rijtuigbakken niet zo eenvoudig was als bij losse rijtuigen, zoals toegepast bij het Materieel'24. Het oliemotormaterieel (omBC/omC) werd niet in dit nummerschema opgenomen, maar behield hun eigen nummering. Pas met het nummerplan vanaf 1950 worden zij opgenomen in het nummerschema voor dieselmaterieel.
dieseltreinstellen | |
---|---|
Serie | Categorie |
11 – 199 | dieseltreinstellen |
elektrische treinstellen | |
201 - 399 | tweedelige treinstellen |
401 - 599 | driedelige treinstellen |
601 - 799 | vierdelige treinstellen |
801 – 999 | vijfdelige treinstellen |
Algemeen nummersysteem Nederlandse Spoorwegen van 1950 – heden
In 1950 kwam een nieuwe indeling tot stand die nog deels nog steeds op het nummersysteem van 1921 gebaseerd is. De nieuwe nummering is noodzakelijk omdat na de Tweede Wereldoorlog vele samenstellingen van het materieel zijn gewisseld en daarbij gaten zijn ontstaan in de bestaande nummering van het materieel. Kenmerkend voor deze operatie is dat er zo min mogelijk vernummerd moest worden en dat de vernummeringen in een zo kort als mogelijk tijdsbestek wordt uitgevoerd. Op 5 en 15 augustus 1950 wordt de schilderopdracht omschreven, welke op 5 september nader wordt toegelicht met de chef van de Haarlemse werkplaats. Na deze toelichting wordt het schema verder uitgewerkt door de NS, omdat het wenselijk was om de vernummering centraal te organiseren. Op 11 september 1950 wordt vast gelegd dat in overleg met de Haarlemse werkplaats alle rijtuigbakken die in onderhoud zijn in de Revisieloods Amsterdam Zaanstraat, Leidschendam, Maastricht en Utrecht alsmede de rijtuigbakken die nog niet hersteld zijn, vernummerd moeten worden. Om de tijd van de vernummering zo kort als mogelijk te houden, wordt er voor gekozen om het materieel door twee schilders te vernummeren die het land rond reizen in plaats van af te wachten wanneer het materieel een werkplaats binnenkomt. Besloten wordt om op 18 september 1950 te beginnen met het vernummeren. Het materieel wordt op de grotere stations voorzien van de nieuwe nummers.
dieseltreinstellen | |
---|---|
Serie | Categorie |
11 – 199 | dieseltreinstellen binnenland |
1001 – 1199 | dieseltreinstellen buitenland |
elektrische treinstellen | |
201 - 399 | elektrische tweedelige treinstellen |
401 - 599 | elektrische driedelige treinstellen |
601 - 799 | elektrische vierdelige treinstellen |
801 – 899 | vijfdelige treinstellen |
901 – 999 | stroomlijnpostrijtuigen |
1201 - 1399 | elektrische tweedelige treinstellen buitenland |
In augustus 1951 is een voorlopige nummering van het dieselmaterieel vast gesteld, in verband met de aanschaf van nieuw materieel. Uitgangspunten hierbij was dat de nummering onder de 200 bleef, de laagste nummers waren gereserveerd voor het materieel met het minst aantal rijtuigbakken, de hoogste voor het materieel met het meeste aantal rijtuigbakken. Er moest ruimte zijn voor uitbreiding van de bestelling DE1 en DE2 materieel en er moesten zo min mogelijk nummerplaten komen te vervallen. Wanneer er meer DE-materieel besteld zou worden, zouden de treinstellen DE2 qua nummering opschuiven. In eerste instantie zouden de nummerplaten van de treinstellen DE5 gebruikt worden voor het nieuwe materieel. Het oude materieel zou nummers krijgen die het dichtst bij nummer 200 lag en daar vandaan werd omlaag geteld. Uitbreiding van dit materieel was niet meer te verwachten. Op deze manier ontstaat er ruimte om andere series uit te breiden. In februari 1953 wordt opdracht gegeven om 10 motorrijtuigen DE1 en 16 treinstellen DE2 te bestellen. Hiermee schuift de oorspronkelijke nummering met 10 op, met uitzondering van de treinstellen DE5 die opgebouwd waren uit oorspronkelijke dieselrijtuigen en verbouwde elektrische rijtuigen. Deze schoven met 5 op om zo onder de 200 te blijven. De ruimte tussen 106 en 141 kon worden gebruikt voor nieuw materieel, wat met de aanschaf van Plan U ook werd gedaan.
De onderverdeling was aanvankelijk als volgt bedacht:
Nummering | |
---|---|
Nieuwe nummers | Oude nummers |
11 - 14 | omBC 2901 - 2908 |
21 - 40 | Motorrijtuigen DE1 |
51 - 90 | Treinstellen DE2 |
131 - 160 | DE3 11 - 40 |
171 - 185, 191, 192 | DE5 51 - 68 |
In 1953 wordt het nummersysteem voor de locomotieven aangepast. De nummers 1 - 1000 zijn gereserveerd voor locomotoren en rangeerlocomotieven. De nummers 1001 - 2000 zijn gereserveerd voor elektrische locomotieven en de nummers 2001 - 3000 zijn gereserveerd voor de diesellocomotieven.
Verwijzingen
Voor de indeling van bakcodes wordt naar Bakcodes NS verwezen.
Voor de indeling van draaistellen wordt naar Draaistelcodes NS verwezen.
Voor de plan indeling wordt naar Plan indeling NS verwezen.
Voor de actuele kenmerken wordt naar EVN / NVR (voorheen het twaalfcijferige UIC kenmerk) verwezen.
Invoering UIC nummersysteem vanaf 1965
UIC nummersysteem op wagens (1965) (UIC1)
Bij de invoering van het nieuwe uniforme nummersysteem van 1965 werden de nieuwe letterkenmerken vooraf gegaan door een punt in de tabel aangegeven met •, bijvoorbeeld • Gs voor gesloten wagen ter onderscheiding van de oude letterkenmerken.
Oorspronkelijke NS nummerserie |
Oorspronkelijke NS soortnaam |
Algemeen omschrijving wagentype |
UIC kenmerknummer 5de tot en met 7de (8ste) cijfer ❻ |
UIC kenmerk soortnaam ❶ |
---|---|---|---|---|
100 – 1749 | GW | normale gesloten wagens | 133 ◦ | • Gls |
301 – 5475 | S-CHR, Ghs | 121 ◦ (indien RIV) | • Gs-v | |
128 ◦ (indien EUROP) | ||||
5700 – 8099 ❺ | S-CHO | 120 ◦ (indien RIV) | • Gs | |
125 ◦ (indien NS-MT) | ||||
127 ◦ (indien EUROP) | ||||
8102 – 12774 | CHD, CHDG | geen ❷ | ||
13801 – 13830 | XCH-GZ | speciale gesloten wagens | 200 ◦ | • Hdg |
13831 – 13900 | X-CHG | normale gesloten wagens | 103 ◦ | • Glm |
14063 – 14901 | CHO. CHOM | geen ❷ | ||
15198 – 20250 | (X)-CHE | geen ❷ | ||
20251 – 20750 | X-CHG | 103 ◦ | • Glm | |
20751 – 20990 | S-CHH | 156 ◦ | Gbls | |
20991 – 21000 | S-CHK | speciale gesloten wagens | 212 ◦ | • Hbcs-v |
24576 – 24998 ❺ | CH(R)MK | normale gesloten wagens | 101 ◦ | • Gl |
102 ◦ (indien NS-MT) | ||||
26531 – 26555 | S-CHIZ | koelwagens | 802 ◦ | • Ibdlps |
26601 – 26700 | Ibces | 801 ◦ | • Ibces | |
nieuw wagentype | 815 ◦ | • Ibbccs | ||
26701 – 26800 | Ics | 803 ◦ | • Ibes | |
26801 – 26820 | S-CHV | 807 ◦ | • Ics | |
26821 – 26830 | S-CHV | 806 ◦ | • Icms | |
27421 – 27830 | CHIB | normale gesloten wagens | geen ❷ | |
28401 – 28407 | S-CHI | koelwagens | 805 ◦ | • Iblps |
30000 – 30899 ❺ | Hbs | normale gesloten wagens | 150 ◦ | • Gbs |
151 ◦ (indien NS-MT) | ||||
31002 – 31375 ❺ | H(R)MK | 101 ◦ | • Gl | |
102 ◦ (indien NS-MT) | ||||
32000 – 32394 ❺ | Hbs | 150 ◦ | • Gbs | |
151 ◦ (indien NS-MT) | ||||
37000 – 37029 | Hbcs | speciale gesloten wagens | 213 ◦ | • Hbcs |
38000 – 38129 | Hbis | 211 5 | • Hbis-w | |
nieuw wagentype | 211 6 | • Hbis | ||
40001 – 40210 | GRU | wagens met openlegbaar dak | 560 0 | • T-x |
40501 – 40525 | GSDW | 560 1 | • T | |
40601 – 40649 | Tb | 560 2 | • T-u | |
40650 – 40699 | Tb | 570 2 | • Ts-u | |
40700 – 40701 | Te-t | 560 3 | • T-t | |
49000 – 49024 | F-v | speciale open wagens | 600 ◦ | • F-z |
49100 – 49124 | Fs-v | 610 ◦ | • Fs-z | |
50000 – 50221 | Fds | normale open wagens | 551 ◦ | • Eds-v |
50250 – 51399 | Eds | 550 ◦ | • Eds | |
52722 – 59360 | GTM | geen ❷ | ||
59500 – 59699 | Fads | speciale open wagens | 678 ◦ | • Fads |
61001 – 61620 | GTM | normale open wagens | geen ❷ | |
61651 – 66840 ❺ | GTU | normale open wagens | 500 ◦ (indien RIV) | • E |
505 ◦ (indien NS-MT) | ||||
508 ◦ (indien EUROP) | ||||
67001 – 69600 | GTO | 501 ◦ (indien RIV) | ||
507 ◦ (indien EUROP) | ||||
84001 – 84100 | S-LWR | normale platte wagens 2-assig | 334 ◦ | • Kbs-w |
84101 – 84500 | S-LWO | 333 ◦ | • Kbs | |
87461 – 87462 | LWP | 342 ◦ ❸ | • Kbms | |
87510 – 87600 | LWGK | 302 4 ❹ | • Kb-v | |
87601 – 88000 | LWR | 302 3 ❹ | • Kb-w | |
nieuw wagentype | 335 ◦ | • Kbss | ||
336 ◦ | • KIs | |||
89202 – 89250 | HTSV | normale open wagens 4-assig | 380 ◦ | • R |
89301 – 89380 | S-HTS | 391 0 | • Rs | |
89500 – 89544 | S-HTSV | 391 3 | • Rs-v | |
90001 – 90004 | KWK | kuilwagens | 989 ◦ | • Uai |
90100 – 90101 | Ld | 909 ◦ | • Ui | |
90200 | Sds | 939 ◦ | • Uais | |
90300 | Saad | 999 ◦ | • Uai-w | |
92321 – 92356 | HBU | speciale platte wagens 2- en 3-assig | 402 ◦ | • Lalp |
93821 – 93970 | HHD | 405 ◦ | • Lbk | |
94801 – 94880 | S-HH | 411 0 | • Lbs | |
94881 – 94900 | 411 1 | • Lbs-z | ||
94901 – 94950 | HHD | 405 ◦ | • Lbk | |
nieuw wagentype | 412 ◦ | • Lips | ||
97000 – 97059 | Lacs | 413 ◦ | • Laes | |
99000 – 99129 | U, Ucs-y, | silowagens | 912 ◦ | • Ucs, • Uces |
99200 – 99539 | Ucs, Uces | |||
99540 – 99739 | Ubcs | 910 ◦ | ||
Opmerkingen: ❶ zie ook tabel: Nationale indextoevoeingen bij UIC 1 nummering voor wagens (1965). ❷ deze te slopen wagens werden niet meer van UIC1 kenmerken voorzien. ❸ werden omgebouwd tot S-wagens. ❹ werden omgebouwd tot 20-tons wagens. ❺ Bij NS-wagens gestationeerd in Zeeuws-Vlanderen werdt achter NS nog extra -MT toegevoegd (NS-MT) en hadden een ander UIC kenmerknummer voor het 5de tot en met 7de ❻ ◦ positie 8ste cijfer. |
Bij kenmerk | Algemene eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter | |
---|---|---|
• …-v | v = In het algemeen kan gesteld worden dat deze code werd toegekend het verouderde wagentype ten opzicht van het nieuwe standaard wagentype. Deze oudere wagens hebben praktisch altijd een geringer beladingseigenschap dan de standaard wagens. | |
• …-y | y = Depotwagen (deze index letter was al voor het UIC 1 tijdperk ingevoerd) | |
Bijzondere eigenschapsbetekenis van de nationale indexletter | Standaardwagen (ter onderscheiding van) | |
• Eds-v | v = 38 m3 inhoud | • Eds (40 m3) |
• F-z • Fs-z |
z = met kiepbakken | • F (= geen kiepbakken) |
• Gs-v | v = 21 ton | Gs (28 ton) |
• Hbis-w | w = met tussenwand | • Hbis (= zonder tussenwand) |
• Hbcs-v | v = lang 11,6 m en 21 ton | • Hbcs (12,7 m en 26,5 ton) |
• Kb-w • Kbs-w |
w = lang 13,9 m | • Kbs (12,5 m) |
• Kb-v | v = lang 13 m | • Kbs (12.5 m) |
• Lbs-z | z = ingericht voor soda-containers | • Lbs (voor overige autolaadkisten) |
• Rs-v | v = 42 ton | • Rs (56 ton) |
• T-x | x = met bijbehorend dekzeil | • T (schuifdak) |
• T-u • Ts-u |
u = luikendak | • T (schuifdak) |
• T-t | t = roldak | • T (schuifdak) |
• Uai-w | w = 8 assen | • Uai (6 assen) |
UIC nummersysteem op dienstmaterieel (1965) (UIC1)
UIC nummersysteem op rijtuigen (1968) (UIC1)
UIC nummersysteem op tractievoertuigen (2000) (EVN)
Bronnen
De (ver)nummering van het stroomlijnmaterieel - P.W. van der Vlist, J.M. ten Broek - Maandblad: Op de Rails, 87e Jaargang - 2019 Blz: 429-436 Uitgave: NVBS ISSN: 0030-3321