Energiewagen voor rijtuigen Plan E

Uit Somda RailWiki
Versie door Taigagaai (overleg | bijdragen) op 27 jul 2017 om 13:22 (Aflevering.)
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Voor het verwarmen van Plan E rijtuigen in de dieseldienst met diesellocomotieven serie 2200 werden op de onderstellen van 7 gesloten goederenwagens bij het Franse Soulé 7 energiewagens gebouwd.


Geschiedenis

Door de invoering van Spoorslag ’70 werd de inzet op dieselbaanvakken sterk verhoogd. De NS had echter niet genoeg dieseltreinstellen om alle diensten uit te kunnen voeren. Daarom werden getrokken rijtuigen Plan D, Plan E en Plan K gebruikt tussen diesellocomotieven serie 2200. Deze diesellocomotieven waren in de koude periode niet in staat om de rijtuigen te kunnen verwarmen. De rijtuigen Plan D en Plan K kunnen met stoom verwarmd worden door de eigen verwarmingswagens, maar Plan E echter niet. Daarom gaf de NS de voorkeur aan elektrische verwarming. Om de rijtuigen wel te kunnen verwarmen werden bij de Franse firma Alsthom 4 wagens besteld om energie te kunnen leveren aan deze rijtuigen. Later werden nogmaals 3 wagens besteld. De wagens zijn gebouwd uit voormalige .Gs twee-assige gesloten goederenwagens. Alsthom liet de verbouwing uitvoeren door Etablissement D. Soulé te Bagnères de Bigorre. De energiewagens leveren niet alleen elektriciteit voor de verwarming van de rijtuigen maar ook voor de verlichting. De dynamo van de rijtuigen is niet toereikend om de batterijen voldoende te laden door het vele stoppen en het beperkte gebruik van de treinen in de ochtend- en avondspits.

De geselecteerde wagens werden onttrokken uit het revisieprogramma van de Hoofdwerkplaats Amersfoort. Hier werden zij voorzien andere buffers. Vanuit Amersfoort gingen de gereviseerde wagens naar Frankrijk. De planning was dat eind juli 1970 de eerste twee wagens in Nederland zouden aankomen en de laatste twee zouden medio augustus 1970 in dienst moeten komen. Dit zou dan op tijd zijn voor opleiding aan het personeel en beproeving van het materieel. In november 1970 zouden de wagens dan ingezet kunnen gaan worden. Door problemen bij de leverancier liet de aflevering op zich wachten. De eerste wagen, de 21 84 954 2 502-5, werd pas in december 1970 in dienst gesteld. Als laatste werd de 21 84 954 2 503-3 in dienst gesteld in maart 1971. In september 1970 worden nog eens drie wagens bij besteld. Op 18 februari 1971 werden de laatste drie .Gs-wagens vanuit Amersfoort naar Frankrijk gestuurd. Het was de bedoeling dat de omgebouwd wagens in juni 1971 terug zouden keren, maar ook deze planning kon niet worden gehaald. De wagens kosten fl. 300.000 per stuk.

Op 27 oktober 1971 en 1 november 1971 werden de eerste twee nieuwe wagens van de tweede aflevering geleverd. Hiermee kan weer een dienst met getrokken materieel rijden tussen Arnhem en Winterswijk in plaats van twee treinstellen Plan U.

Technische gegevens

De wagens hebben een lengte van 10.58 meter en een gewicht van 30 ton. De energiewagens beschikken over 2 luchtgekoelde dieselmotoren met een vermogen van 160 kW (215 pk). Deze motoren drijven een generator aan, welke 380 Volt draaistroom genereert. Deze stroom wordt na gelijkrichting en transformatie doorgegeven aan de verwarmingskoppeldoos. Daarnaast bezaten de motoren een regelapparaat om 24 Volt voor de oplading van de eigen batterijen te kunnen leveren. De motoren leveren 1500 Volt voor de treinverwarming en 380 Volt voor de oplading van de batterijen. De installatie is in staat om in totaal 8 rijtuigen Plan E van energie te kunnen voorzien. De aangedreven generator van het type is een borstelloze draaistroomgenerator. Deze generatoren zijn voorzien van een transformator en een gelijkrichter met siliciumdioden. De twee motoren konden parallel worden geschakeld aan de gelijkstroomzijde. De motoren zijn elektronisch beveiligd tegen overbelasting. De gehele installatie kan bij het in bedrijftoestand niet betreden worden en werkt geheel automatisch.


Uitvoering

De wagens zijn grijs geschilderd met een gele streep op de zijwanden. In deze gele streep zijn de 8 zijwandroosters en een raam geplaatst. Aan de linkerzijde is in het wit het logo van de NS aangebracht. Aan de rechterzijde is het nummer geplaatst. Aan de onderzijde is een gele bies geschilderd. Door de zijwandroosters wordt de benodigde koellucht aangezogen die nodig is voor de koeling van de motoren. Het grote voordeel van luchtgekoelde motoren is dat zij bij koude temperaturen geen last hebben van bevriezingsgevaar, zoals watergekoelde motoren. Om het geluid te dempen, werd de wagen voorzien van isolatie. Op deze manier kwam het lawaai van de motoren bij vertrek niet boven de 85 dB (A) uit. Om bij stilstand toch de batterijen te kunnen laden en de motoren op temperatuur te houden, zijn de wagens voorzien van een aansluiting voor de depotvoeding.

In de wagens zijn twee dieselmotoren onder gebracht, evenals twee generatoren. Iedere motor is voorzien van een transformator. Boven deze transformatoren in het midden van de wagens is bij de ene motor een gelijkrichter geplaatst en bij de andere motor het regeltoestel voor de 380 Volt draaistroom. Aan de zijde van de gelijkrichter is het batterijlaadapparaat opgehangen, terwijl de batterijen zelf aan de andere zijde zijn geplaatst. Bij het batterijlaadapparaat is ook het bedieningsapparaat van de wagens geplaatst. Bij het dak in het midden hebben de schakelkasten een plaatsje gevonden, terwijl op het dak een sirene voor de brandbeveiliging is geplaatst en de belastingweerstanden. Onder de wagenbak is tussen de buffers en as aan beide zijde een brandstoftank van liter geplaatst. Deze vullen een dagtank van liter, welke boven de motoren zijn geplaatst. Om de wagen te kunnen betreden, zijn aan elke zijde twee deuren geplaatst naast de kopwand. Om in de machineruimte te kunnen betreden is een zogenaamde Faiveley-sleutel nodig, welke ook voor de hoogspanningskoppeldozen wordt gebruikt. In de machineruimte zijn tegen het dak twee automatisch werkende CO2 blussers geplaatst. uit veiligheidsoverwegingen mag zich in de bedrijfstoestand niemand in de machinekamer ophouden, mede vanwege verstikkings-gevaar. Om op het dak te komen, zijn er op de kopwand ladders aangebracht.


Inzet

De wagens worden alleen in de koudere maanden ingezet. De wagens zouden voor het eerst ingezet gaan worden in de loop van de winterdienstregeling 1970 in de spitsuurtreinen tussen Groningen en Leeuwarden, Groningen en Nieuweschans en Zwolle - Enschede. Vanwege de vertraagde levering wordt in de tussentijd van de SNCF verwarmingswagens gehuurd. Deze doen nog geen dienst met de Plan E rijtuigen, maar met de rijtuigen Plan D en Plan K. Vanaf september worden de wagens in een stam Plan E rijtuigen gerangeerd. In mei van het daaropvolgende jaar worden de wagens weer uit de stammen gerangeerd. In de tussenliggende zomermaanden staan de wagens bij de lijnwerkplaats Zwolle of de hoofdwerkplaats Tilburg. De treinen worden getrokken door diesellocomotieven serie 2200. Deze zijn aan weerszijden van de rijtuigstam geplaatst. Ook reden enkele rijtuigen mee in de stammen, die door een DB Baureihe 216 van Bw Oldenburg werden getrokken.

De dienstregeling 1970/1971 is de eerste dienstregeling voor de wagens. Vanaf december 1970 komen de wagens in dienst. De eerste twee wagens doen in Groningen dienst met de treinen tussen Groningen en Delfzijl en tussen Groningen en Leeuwarden. Zij voorzien in deze treinen in totaal zes rijtuigen Plan E (3 AB en 3 B rijtuigen) van energie. De twee andere wagens zijn bedoeld voor inzet tussen Groningen en Nieuweschans en tussen Zwolle en Enschede.

De dienstregeling 1971/1972

De dienstregeling 1972/1973

De dienstregeling 1973/1974

De dienstregeling 1974/1975

In de dienstregeling 1975/1976

De dienstregeling 1976/1977

Met ingang van de dienstregeling 1977/1978 op 22 mei 1977

Met ingang van de dienstregeling 1978/1979 op 28 mei 1978

De dienstregeling 1979/1980

De dienstregeling 1980/1981

De dienstregeling 1981/1982

De dienstregeling 1982/1983

De dienstregeling 1983/1984

De dienstregeling 1984/1985

In de dienstregeling 1985/1986 die op 2 juni 1985 begint,

De dienstregeling 1986/1987

De laatste inzet van de wagens is in de winterdienstregeling 1987. Deze eindigde op 28 mei 1987. Op deze datum eindigde ook de inzet van de Plan E rijtuigen in de dieseldienst.


Onderhoud

De energierijtuigen zijn in de lijnwerkplaats Zwolle in onderhoud.


Inzet per dienstregelingsjaar

De inzet per dienstregelingsjaar in de serie en eventuele bijzonderheden:


Revisie

Bijzondere uitvoeringen

Wijzigingen

  • Omdat de geluidsisolatie onvoldoende bleek, werden de oorspronkelijke luchtfilters in 1971 vervangen. Bij de wagens 21 84 954 2 501-7 en 21 84 954 2 504-1 werden voorzien van Delbag filters, de 21 84 954 2 502-5 werd voorzien van Vokes filters. Door Alsthom werd de 21 84 954 2 503-3 voorzien van Permatic filters. Deze zijn groter dan de andere filters. Bij deze wagen bedroeg het geluidsniveau 84 dB (A). De tweede serie wagens werden meteen de Permatic filters geplaatst. Vanaf juli 1971 werden ook bij de drie andere wagens de Permatic filters geplaatst.
  • In juli 1971 vonden nog meer wijzigingen plaats bij de eerste serie. Zo werd er geluidisolatie aangebracht en werden de filters aan de weerszijden van de ramen afgesloten, er werden sluitseinhouders aangebracht en een tweetal Ackermann kranen. Deze werden op een aftakking van de remleiding aangebracht in verband met de noodremmogelijkheid zoals de elektrische locomotieven 1100 en 1300 ook hebben. Van de ladder op de kopse zijde van de wagen werd de bovenste trede afgenomen. De verstelinrichtingen voor de stand leeg - beladen en Pleine - Montagne werden verwijderd. De handgrepen tegen de kopzijden aan de bovenzijde werden verlengd. De lastwisselkast werd verwijderd. De regelthermostaat werd verplaatst. Op de deuren kwam de tekst ‘Verplicht oorbeschermers dragen’. En onder de buffers werden vijzelpunten aangebracht. Deze wijzigingen werden door Soulé direct doorgevoerd bij de tweede serie wagens .
  • Vanaf september 1971 is de aansluiting voor de depotvoeding gewijzigd in verband met de wens voor drie fase plus nul te beschikken.
  • Vanaf april 1972 worden de wagens voorzien van de tekst ‘Voorzichtig rangeren’ op de kop- en zijwanden.


Vernummeringen

De wagens zijn gedurende hun levensloop niet vernummerd.


Schadegevallen

Afvoer

De eerste wagen dat werd afgevoerd, was de 21 84 954 2 503-3. Dit wagen werd op 4 mei 1983 afgevoerd. Op 6 februari 1985 werd de wagen achter diesellocomotief 2511 van Utrecht naar Mijdrecht overgebracht. De wagen werd in september 1985 gesloopt.

Op 28 mei 1987 vond de laatste inzet van deze wagens plaats. Een dag later begon de zomerdienstregeling 1987 en zijn de rijtuigen niet meer nodig. De rijtuigen worden in Blerick verzameld in afwachting van verkoop. Op 4 februari 1988 werden de zes wagens verkocht aan de firma Janszoon maritiem in Harmelen.


Afleverdata

Ombouw uit .Gs Nummer Aflevering In dienst In revisie Uit revisie In revisie Uit revisie In revisie Uit revisie Ter zijde Sloop(rit)
21 84 120 2 059-4 21 84 954 2 501-7 december 1970 29 december 1970 25 juni 1974 26 augustus 1974 24 mei 1978 18 augustus 1978 1982 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 777-2 21 84 954 2 502-5 14 december 1970 25 juni 1974 6 augustus 1974 24 mei 1978 september 1978 1982 12 augustus 1987 februari 1989
01 84 127 1 197-2 21 84 954 2 503-3 17 maart 1971 21 november 1974 12 mei 1975 n.v.t. n.v.t. 4 mei 1983 6 februari 1985
01 84 127 0 176-7 21 84 954 2 504-1 19 januari 1971 3 juni 1975 9 augustus 1975 4 november 1983 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 676-6 21 84 954 2 505-8 27 oktober 1971 27 oktober 1971 3 juni 1975 15 september 1975 18 november 1983 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 1 815-0 21 84 954 2 506-6 1 november 1971 1 november 1971 3 juni 1975 29 augustus 1975 11 november 1983 12 augustus 1987 februari 1989
21 84 120 2 003-3 21 84 954 2 507-4 23 november 1971 23 april 1975 23 september 1975 12 januari 1984 12 augustus 1987 februari 1989