Baardwijksespoorbrug

Uit Somda RailWiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen


Ter overspanning van het Drongelens Kanaal tussen Waalwijk en Drunen-Heusden werd een brug over dit kanaal aangelegd. Ook de Baardwijkse Overlaat wordt door deze brug overspannen.

Geschiedenis

Nadat in 1880 het definitieve traject van de Langstraatspoorlijn bekend is, wordt op 21 mei 1881 het bestek 804 van het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid gedateerd. Het bestek omvat 62 artikelen, verdeeld over 17 pagina's. Daarnaast is een tekening van de brug opgenomen. De kosten van de bouw van de brug wordt geschat op 394.000 gulden. Dit is inclusief de aanleg van twee overwegen. Aan de westzijde van brug moet een aarden baan aangelegd worden met een lengte van 233 meter. Naast deze baan moeten bermsloten en een parallelweg worden aangelegd. Op 29 juni 1881 wordt de bouw aanbesteed van twee landhoofden en 52 pijlers voor een doorlaatbrug over de Baardwijkschen Overlaat. Er zijn 13 inschrijvers, waarbij de aannemer J.A. van der Eerdern Wzn uit Boxtel het werk toegewezen kreeg. Zij schreven in voor een totaalbedrag van 362.700 gulden. De totale lengte van de brug bedraagt tussen de landhoofden 878,20 meter. De 52 pijlers hebben een breedte van 10,40 meter en een lengte van 1,60 meter. Door de pijlers breed uit te voeren, is het later mogelijk om een tweede, enkelsporige op de pijlers te plaatsen. De tussenruimte tussen twee pijlers is 15 meter. Op 10 mei 1882 wordt bestek 836 aanbesteed. Dit bestek heeft betrekking op de bouw van de ijzeren bovenbouw. Het werk is begroot op 560.000 gulden. Het gaat om de bouw van 91 gelijke vakwerkbrugdelen. Hiervan zijn er 53 nodig voor de Baardwijksespoorbrug, 36 stuks voor de Moerputtenbrug en 2 stuks over de Bossche Sloot. Op de aanbesteding werden 7 reacties ontvangen. De Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen uit Amsterdam kreeg de opdracht toegewezen voor een bedrag van 537.000 gulden. Aan de zuidzijde van de brug komt een voetgangersbrug met een breedte van 90 centimeter. Op deze manier kunnen werknemers van de leerlooierijen en schoenfabrieken in de regio makkelijk bij hun werk komen, wanneer de Overlaat onder water staat. De gemeente Drunen heeft hier onder andere in september 1880 per brief op aangedrongen. De gemeenten betalen ongeveer de helft van 18.000 gulden die de aanleg kost. Een overspanning heeft een lengte 16,472 meter, een breedte van 4,05 meter en is 1,40 meter hoog. Een overspanning heeft 12 velden in kruisverband. De voetgangersbrug is 93,4 centimeter breed en heeft de armleuning op een hoogte van 1,10 meter boven het dek. De beide bruggen worden gescheiden door middel van een hek met een hoogte van 1,40 meter. Op 10 juni 1885 wordt een belastingproef uitgevoerd om de voltooide brug te testen. Op elke overspanning werd een fors gewicht geplaatst. Er worden spoorstaven met een totaalgewicht van 79.680 gebruikt. De zeeg in het midden mag niet afnemen met meer dan 8 millimeter. Om de voetgangersbrug te testen wordt er op elke overspanning een gewicht van 4.980 aan spoorstaven gebruikt. Deze proeven slagen en op 24 juni 1885 vindt de eerste oplevering plaats. De aannemer is vanaf dat moment voor een jaar lang verantwoordelijk voor onderhoud. Een jaar later vindt de tweede oplevering plaats. Aan de oostzijde van de brug wordt een stopplaats aangelegd met de naam Baardwijksche Overlaat bij wachtpost 30. In 1904 zijn de werkzaamheden gereed om de stromen van de rivieren Maas en Waal te scheiden. Hiermee komt een einde aan het overstromen van het gebied rondom 's-Hertogenbosch. Als gevol van de scheiding is het mogelijk om tussen 's-Hertogenbosch en Drongelen een afwateringskanaal aan te leggen. Dit kanaal ligt ten zuiden van het emplacement van 's-Hertogenbosch. Het graven van dit kanaal begint in 1907. Op 1 mei 1910 wordt het kanaal in gebruik genomen. Het gebied verliest hierdoor haar functie als inundatiegebied. Tussen 1908 en 1916 wordt de brug danig ingekort. Er worden 26 brugdelen vervangen door een aarden dam. Aan de westzijde van het gebied blijven nog 10 brugdelen liggen en aan de oostzijde blijven 17 brugdelen liggen.

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de brug nogmaals ingekort als gevolg van oorlogshandelingen. Er resteren vanaf dat moment nog maar 14 overspanningen, welke geschieden worden door dijklichamen. Het zijn de overspanningen over het afwateringskanaal met de nummer tot en met . Overspanning 38 over de Overstortweg en de overspanningen 48, 49 en 50.

Na het staken van het treinverkeer in 1972 raakt de brug snel in verval. Aan het eind van de jaren '70 is het spoor ten westen van de Overstortweg verzakt als gevolg van het verzakken van het baanlichaam. De brug over het afwateringskanaal werd gevandaliseerd, waarbij zelfs een deel van pijler 6 werd vernield. In 1985 en 1986 wordt door twee jonge knapen begonnen met het herstel en toonbaar maken van de brug. In 198 worden de resterende delen van de brug gekocht van de sloper. In 1991 wordt begonnen met de restauratie van de overgebleven overspanningen. Hierbij werd het nog zichtbare deel van pijler 11 verwijderd. De rails en het plaatwerk op de bruggen werden verwijderd en de brugdekken werd ingericht als fietspad, zodat er aansluiting ontstaat met het al eerder gerealiseerde fietspad tussen Waalwijk en Waspik. Op 9 mei 1992 wordt het fietspad officieel in gebruik genomen over de bruggen. De opening vond plaats in aanwezigheid van de minister van Verkeer en Waterstaat Maij-Weggen en de gemeentebesturen van Drunen en Waalwijk. In 2001 worden de 14 brugdelen op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. In 2018 wordt het Provinciale Inpassingsplan Oost en West voor Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat gepresenteerd. In dit plan is opgenomen om de gehele spoordijk af te graven. Hier kwamen echter protesten tegen. Later werd een alternatief plan opgesteld. Vanuit Waalwijk blijft de eerste 83 meter van de spoordijk behouden. Daarna kan er met betonnen trappen omlaag worden gegaan. Er wordt vervolgens 332 meter grond afgegraven tot vlak voor de Overstortweg. De spoordijk wordt vervangen door een nieuwe fietsbrug, waarvan de pijlers rusten op de funderingen van de voormalige pijlers van de spoorbrug, voor zover deze nog aanwezig zijn. De oude pijlers die onder de spoordijk liggen, zullen weer zichtbaar worden gemaakt. Naast de bestaande bruggen zullen op de pijlers nieuwe bruggen worden aangelegd. Het deel van de bestaande dijk zal verbreed worden tot 7 meter. Fietsersbond De Langstraat en de Stichting Federatie Behoudt de Langstraatspoorbruggen zijn echter tegen deze plannen.


Aanleg

De aannemer legde voor de aanvoer van de materialen een steiger aan in de uiterwaarden van de Oude Maas bij Drongelen. Met de trein op smalspoor werden de materialen naar de bouwplaats vervoerd. Om de fundering te maken voor de landhoofden en pijlers, moest elke plek afzonderlijk worden afgedamd, drooggemalen en ontgraven. Vervolgens worden houten palen in de grond geheid. Hierop wordt een vloer van eiken balken gelegd. Dit is de basis van het opgaande metselwerk. Tussen 15 november 1881 en 15 april 1881 mocht er echter niet in het gebied gewerkt worden vanwege de inundatie. In april 1882 begon de aannemer met het metselwerk. Aan de bovenzijde worden de landhoofden en pijlers afgedekt met Belgisch blauw hardsteen. Wanneer de pijler gevoegd was, werden de bouwputten opgevuld met aarde, klei en puin. Als bodemverdediging werd een steenbezetting van basaltblokken rondom de pijler gelegd. Deze heeft aan weerszijden van de as van de spoorweg een breedte van 12 meter. De beschoeiing bestaat uit rieten matten, afgezet met perkoenpalen van eiken. Aan de buitenzijde van de bodemverdediging is over de hele lengte een betonkist. Op 10 maart 1883 vindt de oplevering plaats. Voor de bovenbouw is er 1.729.900 kilo aan gewalst staal gebruikt. Dit wordt geleverd door AG für Eisen-Industrie uit Oberhausen. Daarnaast wordt er 267.200 kilo getrokken profielijzer en voor de oplegdelen wordt 7.317 kilo gesmeed ijzer gebruikt, welke geleverd wordt door AG Phoenix uit Eschweiler. Door F. Alsthöwer uit Annen wordt 14.123 kilo gehamerd gietstaal geleverd. Om alles bij elkaar te houden, wordt 138.500 kilo aan klinknagels gebruikt. Deze worden geleverd door A. Flender uit Düsseldorf. De overspanningen worden in Amsterdam pasklaar en volledig opgesteld. Dit houdt ook in dat ze geschilderd worden. Eerst worden er twee lagen ijzermenie aangebracht, gevolgd door 4 lagen okergeel. De bouw van de bovenbouw gaat echter niet zonder slag of staat. Nadat in november 1883 de ambtenaar was ontslagen die toezicht moest houden op bouw, keurde zijn opvolger 6 van de reeds 41 gebouwde delen af. De 35 elementen die in aanbouw waren, werden gedeeltelijk uit elkaar gehaald en volgens de tekening weer in elkaar gezet. Vanwege deze problemen is de oplevering van de bovenbouw vertraagd. In plaats van 1 november 1883 is de oplevering verplaatst naar 1 juli 1885. Aan het begin van september 1884 kunnen de elementen op pijlers geplaatst worden. In december 1884 zijn 44 overspanningen aangevoerd en zijn er 38 op pijlers geplaatst. De opbouw begint vanuit het zuiden. De overige overspanningen worden in 1885 aangevoerd en geplaatst. Vervolgens is de rails op de overspanning geplaatst. Tussen en naast de rails is een eiken houten vloer met een dikte van 5 centimeter aangelegd, welke is afgedekt met geribde staalplaten. Op 17 maart 1885 was het werk aan de brug voltooid.


Opening & ingebruikname

In juni 1885 wordt de brug opgeleverd, maar nog niet gebruikt voor het treinverkeer. De voetgangersbrug is tussen 16 en 22 december 1885 al in gebruik geweest tijdens hoog water. Op 19 september 1946 wordt een proefrit gemaakt over de herstelde brug. Deze trein bestaat uit stoomlocomotief 3907 en een Duits personenrijtuig. Op 1 juni 1888 vindt de opening plaats van de brug, tegelijkertijd met de opening van het traject tussen Waalwijk en Vlijmen.


Wijzigingen

  • In 1891 is het al nodig om de rollaag en de vier lagen daar onder te vervangen als gevolg van slecht metselwerk van alle pijlers en landhoofden. Losse en gebroken stenen werden uitgebikt en vervangen door nieuwe stenen. Na het vervangen werden de zijvlakken van de landhoofden en pijlers voorzien van pleisterwerk. In 1907 worden aan het oostelijk landhoofd en de vijf aansluitende pijlers het pleisterwerk weer verwijderd en vervangen door bakstenen.
  • In 1890 worden aan weerszijden van de voetgangersbrug hekken geplaatst om te voorkomen dat mensen in de avond en nacht over de brug zouden lopen. Dit was door middel van een voorschrift verboden. In 1893 werd politiebewaking bij de hekken ingesteld tijdens het hoge water. Het was mensen toch gelukt om over de hekken te klimmen. In 1894 worden 26 vluchthoeken gemaakt, zodat de breedte ter plaatse van de vluchthoeken nog maar 50 centimeter bedroeg.
  • In 1895 wordt de eiken houten vloer verwijderd op het brugdek. De vloer droeg niet bij aan goed onderhoud van de brug. De staalplaten kwam wel terug en werden op de dwarsliggers geplaatst.
  • In 1907 wordt begonnen met het graven van een afwateringskanaal tussen 's-Hertogenbosch en Drongelen. Met dit kanaal kan water afgevoerd worden van de rivieren Dommel en Aa naar de Bergsche Maas, wanneer het waterpeil te hoog was voor normale afvoer via de Dieze naar de Maas. Voor het vervoer van materialen en zand wordt een tijdelijk smalspoornet aangelegd. Aan de noordzijde van het doorgaande spoor wordt ten westen van de brug een aansluiting gerealiseerd. Het afwateringskanaal wordt gedeeltelijk onder de brug aangelegd en hiervoor worden de overspanningen 2, 3 en 4 gebruikt. De oostelijke kanaaldijk wordt onder de zesde overspanning aangelegd. In 1916 wordt de aansluiting verwijderd.
  • Met de aanleg van het afwateringskanaal verliest het gebied haar functie als inundatiegebied. In 1915 wordt begonnen met het vervangen van een deel van de brug door een aarden dam. De overspanningen 11 tot en met 36 worden uitgenomen. De pijlers worden zover afgebroken dat zij niet uit het dijklichaam zouden steken. De pijlers 10 en 11 worden met trekstangen aan elkaar verbonden, om op deze manier pijler 10 geschikt te maken als landhoofd. De overige overspanningen en pijlers blijven staan, mocht het gebied alsnog onder water gezet moeten worden. Tevens is over de gehele lengte de voetgangersbrug verwijderd. Aan het begin van 1916 zijn deze werkzaamheden afgerond. De dam wordt aan de zuidzijde grotendeels voorzien van de basaltblokken die vrijkomen bij de niet meer in gebruik zijnde pijlers.
  • In 192 wordt de brug voorzien van nieuwe, zwaardere spoorstaven in het kader van de versteviging en verzwaring van het spoor van de gehele spoorlijn.
  • Als gevolg van de opgelopen beschadigingen in 1944, wordt aan het eind van 1945 begonnen met het herstel van de schade. In totaal 13 overspanningen worden verwijderd. Dit zijn de overspanningen 37, 39 tot en met 47 en 51 tot en met 53. Zij worden vervangen door een aarden dam. Hierdoor wordt het oostelijke landhoofd met ongeveer 50 meter opgeschoven naar het westen. De landhoofden en pijlers 37, 38, 47 en 50 worden verbouwd door aannemer D. Verstoep uit Den Haag. De vernielde pijlers 2, 48 en 49 worden gedeeltelijk opgemetseld en met betonnen platen afgedekt. De overige pijlers die niet meer nodig waren, werden gedeeltelijk afgebroken en onder het zand bedolven van de dam. De brugdelen worden hersteld door het Bouw- en Montagebedrijf Rotterdam. De overspanningen die niet beschadigd zijn en niet terugkeren, worden gebruikt om andere bruggen te herstellen. Twee overspanningen worden gebruikt om de brug over de Bossche Sloot te herstellen. Het vrijgekomen basalt wordt gebruikt voor een dam aan de noordzijde van de Moerdijkbrug over het Hollands Diep.
  • In 1957 worden onder de drie oostelijke overspanningen onderkappingen aangebracht om een ongelijke kruising met het wegverkeer mogelijk te maken.
  • In 1961 worden van het westelijke landhoofd, pijler 1 en de pijlers 5 tot en met 9 de draagsteenoplegging gewijzigd door verankerde, gietijzeren stoelen.


Dienstregeling

Vanaf 1 juni 1888 rijden er per dag treinen over de brug. Vanaf 17 september 1944 komt het spoorvervoer geheel stil te liggen. Rond 20 september 1946 is er weer goederenvervoer mogelijk over de brug vanuit Lage Zwaluwe. In maart 1947 kan het goederenvervoer weer gebruik maken van de gehele spoorlijn. Op 5 oktober 1947 wordt het reizigersvervoer weer hervat. Op 1 augustus 1950 wordt het reizigersvervoer gestaakt en blijft alleen het goederenvervoer over. Er rijdt vanaf dat moment nog twee keer per dag een goederentrein over de brug. Op 28 mei 1972 wordt het goederenvervoer op het traject 's-Hertogenbosch - Raamsdonk gestaakt, zodat er vanaf dat moment geen treinen meer over de brug rijden.


Lotgevallen

  • Op 19 maart 1901 springt een oudere man van de brug, wanneer hij door de machinist van trein 322 wordt gewaarschuwd. De man loopt op de spoorbrug in plaats van de voetbrug. Door de waarschuwing schrikt de man en springt van de brug. Hij komt terecht op de basaltblokken in het water. De man wordt door het treinpersoneel en reizigers uit het water gehaald en naar het ziekenhuis in Waalwijk gebracht. Drie dagen later komt de man te overlijden.
  • In de vroege ochtend van 30 oktober 1944 wordt de tweede pijler door Duitse troepen opgeblazen. Ook diverse overspanningen aan de Drunense zijde van de brug worden opgeblazen. In 1946 wordt begonnen met het herstel van de brug. Aan de oostzijde worden 13 van de 17 brugdelen vervangen door een dijklichaam. De vrijgekomen brugdelen die in goede staat verkeren, worden gebruikt om beschadigde brugdelen te vervangen. Het vrijgekomen basalt van de vrijgekomen pijlers worden gebruikt voor een dam aan de noordzijde van de Moerdijkbrug. Op 19 september 1946 vindt de eerste proefrit over de herstelde brug en dijk plaats.


Sluiting

Op 1 augustus 1950 wordt de spoorlijn gesloten voor reizigersvervoer. Op 28 mei 1972 wordt de spoorlijn gesloten voor het goederenvervoer. Vanaf dat moment raakt de spoorlijn in verval.


Sloop

In 1915 wordt begonnen met het vervangen van een deel van de brug door een aarden dam. De overspanningen 11 tot en met 36 worden uitgenomen. De pijlers worden zover afgebroken dat zij niet uit het dijklichaam zouden steken. Tevens is over de gehele lengte de voetgangersbrug verwijderd. Aan het begin van 1916 zijn deze werkzaamheden afgerond. De dam wordt aan de zuidzijde grotendeels voorzien van de basaltblokken die vrijkomen bij de niet meer in gebruik zijnde pijlers.

Als gevolg van de opgelopen beschadigingen in 1944, wordt aan het eind van 1945 begonnen met het herstel van de schade. In totaal 13 overspanningen worden verwijderd. Dit zijn de overspanningen 37, 39 tot en met 47 en 51 tot en met 53. Zij worden vervangen door een aarden dam. De overige pijlers die niet meer nodig waren, werden gedeeltelijk afgebroken en onder het zand bedolven van de dam.

In 1987 wordt begonnen met de opbraak van de spoorlijn. Door de inzet van een aantal inwoners van Waalwijk en Drunen lukte het om alle resterende delen van de brug terug te kopen van de sloper.